88 11 1 0 0

WAYANG DATA BANK PROJECT

Behoefte
Musea (erfgoedinstellingen) en derden (verzamelaars) in Nederland en elders bezitten – kregen, kochten en kopen – wayangpoppen van divers materiaal uit de Indonesische wereld.
Deze poppen komen – ruwweg gerubriceerd – uit Java, Madura, Bali, Lombok, of daar waar Javanen wonen, zoals delen van Kalimantan en Suriname.
Wayangpoppen uit Maleisië, die enerzijds beïnvloed zijn door de Javaanse, anderzijds door Thaise poppen worden hier even buiten beschouwing gelaten.

De musea willen tegenwoordig alleen maar die zaken weten over de poppen die nodig zijn voor de registratie in ADLIB, overige gegevens – metadata genoemd door hen – zijn niet meer interessant. Het gevolg is dat archivalia betreffende de poppen weggegooid worden om ruimte te sparen.

Particuliere eigenaars willen allereerst weten wie hun pop voorstelt (= naam), wat die naam betekent (= vertaling), in welke verhalencyclus de pop optreedt, waar de pop vandaan komt (land, streek, regio, vervaardiger) en hoe oud de pop is.

Nederlandse scholen – lagere en middelbare – hebben wel interesse in poppenspel, vooral in het Javaanse. Zij hebben behoefte aan voorlichting – metadata – en nodigen ‘’kenners’’ van het poppenspel uit voor workshops en uitvoeringen. In enkele musea in Nederland worden kinderworkshops gegeven, georganiseerd door de Educatieve Diensten, maar er is geen interesse in diepgang.

Onderzoekers – in Nederland en daarbuiten – en enkele serieuze verzamelaars – vooral die buiten Nederland – willen meer weten over de sociale context van de oorspronkelijke eigenaars van de poppen, het uitwisselen van poppen als gift, de verhalen waarin de poppen een rol speelden vooral als daarin contemporaine historische gebeurtenissen werden verwerkt.

Oplossing
In samenwerking met het Poppenspelmuseum in Vorchten, is besloten een wayang data bank op te richten. Een onderdeel ervan is het maken van een data base waarin foto’s en namen van poppen, uitleg over herkomst van de namen, verhalen (o.a. verwijzingen naar teksten, zowel literaire als speeltekten) waarin de poppen een rol spelen en regio waar poppen gemaakt zou kunnen zijn en een beschrijving van het materiaal van de pop (leer, hout, hout met leer, karton, papier, zink, gethuk: gebakken geplette cassava/zoete aardappel, gevlochten stro, gevlochten bamboe).
Andere gegevens die van belang zijn: manier van perforeren – tatahan – beschrijven, want die is per regio en per maker bepaald; teksten op de pop – meestal op de ruimte tussen de voeten – lezen, transliteren en interpreteren; namen van makers, opdrachtgevers en schenkers achterhalen en interpreteren; bijzondere gelegenheden naar aanleiding waarvan poppen gemaakt werden achterhalen en interpreteren; artikelen, fotos en filmfragmenten achterhalen van belangrijke voorstellingen en interpreteren.

Uitwerking
Om een pop te identificeren, moeten allereerst de uiterlijke kenmerken gerubriceerd worden.
Men dient te beseffen, dat de maatschappij waarin de poppen en het poppenspel functioneerden en nog functioneren een hiërarchische is en dat de verhalenstof, gebaseerd op verhalen ‘van vroeger’ nog meer gekenmerkt wordt door hiërarchie.
De meeste poppen stellen figuren voor uit een maatschappij beheerst door (Indiase) goden, godinnen, koningen, koninginnen, prinsen, prinsessen, ministers, legeraanvoerders, geestelijken, krijgers (en hun wapens), bedienden, grappenmakers, demonen, spoken en dieren. In zekere mate is ook sprake van een invloed van de op India gebaseerde indeling van de maatschappij in vier groepen, in Java en Bali ‘catur warna’ (= 4 klassen/kleuren) genoemd. Je zou kunnen zeggen dat de poppen in een soort ‘kastenstelsel’ functioneren.
De positie in de hiërarchie wordt bepaald door hoofddeksels (kroon, diadeem, hoofddoek, helm, tulband), sieraden (hoofd, oren, hals, armen, hals, borst, taille, benen) en kleding.
Verder speelt het karakter van de uit te beelden persoon een rol. Een ruwe indeling is: verfijnd (manis) en grof (alus, Java), keras (Bali). Dit wordt weergegeven door lichaamshouding, weergave van gezicht en profil, en trois quarts of en face, vorm van ogen, neus, mond, tanden, slagtanden, vingernagels, beharing op gezicht en lichaam.
De poppen die personen uit de laagste stand voorstellen zijn vaak ontleend aan mensen uit de regio, dorpsfiguren, dorpsgekken, mensen aan wie iets makeert: zij hebben (enge) ziekteverschijnselen, zoals hazenlip, struma, hoge rug, horrelvoet, polio, pokken en uitstekende boventanden.
Die details – positie in het ‘kastenstelsel’, hun hoofddeksels, sieraden, kleding, houding, gezicht, tanden, etc. – hebben namen. Deze verschillen per eiland, maar ook binnen een eiland per regio. Sommige namen zijn Sanskritleenwoorden die via het Oudjavaans binnengekomen zijn, andere zijn Sundanees, Middenjavaans, Oostjavaans, Madurees, Noordbalinees, Zuid-balinees, om maar een paar talen te noemen.

Afbeeldingen
De thesaurus bevat, naast de totale afbeelding, ook afbeeldingen van onderdelen die bij een pop – van hoofd tot voeten – verwacht kunnen worden.
Hoofd: hoofddeksels inclusief sieraden; hoofddoeken inclusief de textielpatronen erop; haardracht.
Gezicht: ogen, neus, mond, tanden, slagtanden, tanden op wang, beharing langs gezicht (haar op voorhoofd, langs slapen, bakkebaarden, snorren, baarden), voorhoofdssieraden, oren, oorsieraden boven op het oor, door oorlel of hangend.
Nek/hals: halssieraden en banden.
Torso: kastekoord, borstband en beharing.
Taille: riemen, gordels en gespen.
Armen: aantal armen, aantal beweegbare armen, armsieraden (bovenarm, pols), beharing; ziekteverschijnsel.
Handen: vorm, vingerhouding en nagels (kort, lang puntig, lang krom), bijzondere ringen.
Benen: houding (dicht bij elkaar, ver uit elkaar, opgeheven knie, ziekteverschijnsel), beensieraden, voeten en tenen (lange nagels, puntig of krom).
Verbindingstuk: aanwezig tussen uit elkaar staande voeten. Bij leren en platte houten poppen (klitik) staat hierop wel eens de naam van een maker, code van een eigenaar, of is er een bepaalde kleurencombinatie op geschilderd, die iets symboliseert, bijv. Nederlandse vlag, Indonesische vlag.
Kleding: sjerpen, slippen aan hoofd; sjerpen om nek; sjaals om nek, slippen afhangend naar achteren, naar voren; bolero’s; jasje met korte of lange mouwen; hemdje; harnas; heupkleed, kort, lang, opgeschort tussen benen; sjerp om middel; broek, kort, lang; voetbekleding, schoenen, sandalen en laarzen. De patronen op de kleding van ‘textiel’ zijn belangrijk, want zij wijzen op herkomst uit een bepaalde streek.
De afbeeldingen van deze details worden weergegeven door middel van lijntekeningen en niet door foto’s. Tekeningen zijn over het algemeen duidelijker dan foto’s.

Thesaurus in beeld en woord
Om de zoekende of eigenaar van een pop op gemakkelijke wijze een overzicht te geven van de onderdelen van de figuur en de namen van die onderdelen, dient een thesaurus. Voor het gemak wordt gedacht aan een boek met afbeeldingen en termen uit de Javaanse regio (Java, Madura, Kalimantan, Suriname, Oost Lombok) en een uit de Balinese regio (Noord-Bali, Zuid-Bali, West-Lombok).
Termen
Het tweede deel van de thesaurus zal moeten bestaan uit de namen van die gelaatskenmerken, hoofddeksels, sieraden en de kledingstukken. Er zijn twee sets met namen: die welke in Bali gebruikt worden, waar mogelijk gedifferentieerd, want in de verschillende provincies van Bali worden vaak verschillende termen gebruikt; en die welke in de Javaanse regio gebruikt worden. Daar hebben we niet alleen met dialecten te maken, maar ook met verschillende talen, zoals het Sundanees en het Javaans. Een derde optie is namen voor poppen uit Lombok te verzamelen. Dit is echter een geheel nieuw onderzoeksterrein. Het zal voorlopig buiten beschouwing gelaten worden.
Veel termen zijn onbekend en moeilijk te achterhalen. In de woordenboeken zijn ze maar sporadisch opgenomen. De samenstellers van woordenboeken zijn vaak niet op de hoogte van specifieke betekenissen die bepaalde woorden kunnen hebben, bijvoorbeeld in een wayang context (voor muziektermen geldt hetzelfde).
Met betrekking tot Bali zijn door Hedi Hinzler in de loop der jaren een aardige collectie specifieke wayangtermen uit de verschillende delen van dat eiland verzameld.
In Java bestaan er vele kleine boekjes met termen (Ensiklopedi Wayang, Wayang & karakternya; Kerajinan Wayang Kulit, etc.), een nadeel is dat deze niet echt duidelijk zijn uit welke regio de poppen en de termen afkomstig zijn en dat de spelling van de woorden meestal abominabel is. Verder blijkt, na vergelijking van heel veel van deze boekjes, dat iedereen van elkaar (fout) overschrijft. Er is dus voorzichtigheid geboden bij het overnemen van die termen, wil men een wetenschappelijk verantwoorde thesaurus hebben. Er moet nog nader onderzoek gedaan worden naar de juistheid en herkomst van de Javaanse terminologie.

Namen en genealogie
Een ander onderdeel van de thesaurus vormen de namen van de poppen. Veel namen zijn ontleend aan figuren die een rol spelen in de vertalingen en bewerkingen van Indiase verhalen. In eerste instantie zijn dat het Sanskrit Mahabharata, het Ramayana, in het bijzonder het Bhatikavya. Vanaf – grofweg – de tiende tot en met de vijftiende eeuw zijn er versies in het Oudjavaans op Java, en later ook in Bali gemaakt. Voor de wayang zijn die verhalen bewerkt en verwerkt en aangepast aan de Javaanse of Balinese maatschappij in de loop der eeuwen. Het blijkt dat de genealogie van die figuren in de Javaanse wayang een eigen ontwikkeling heeft doorgemaakt.

In Java en ten dele ook in Bali zijn na de zestiende eeuw inheemse verhalen en verhalen uit de Javaanse en uit Maleis-Perzische-Indiase Islamitische wereld geincorporeerd in de wayang.

Speelteksten
Soms zijn die verhalen, in verkorte of integrale vorm, opgeschreven. Die worden pakem (Javaans), of satua Kawi Padalangan (Balinees) genoemd. Van die Javaanse pakems en aanverwante wayangverhalenstof bestaat primaire en secundaire literatuur. Er zijn ook verhalen in manuscriptvorm in bibliotheken, o.a. in de Leidse UB, het KITLV en in de Perpustakaan Nasional in Jakarta. De Balinese verhalen zijn door mijzelf vanaf 1972 verzameld en overgetikt of gekopieerd. Zij zijn te vinden in de Leidse UB, en hopelijk nog in de Gedong Kirtya in Singaraja en de Universiteitsbibliotheek van de Fakultas Sastra van de Universitas Udayana in Denpasar. Er zijn ook transliteraties van band- of video opnamen van integrale voorstellingen uit Java en Bali in Leidse bibliotheken, met name het KITLV en de UB.

Belangrijk in de teksten zijn de gezongen citaten uit klassieke gedichten – suluk in Java, sesendon in Bali.

Data Base
In de data base, zijn aan de hand van een style sheet de poppen, per stuk, per eigenaar en vervaardiger verzameld. Elke pop heeft, naast een of twee digitale foto’s een beschrijving in het Nederlands en in het Engels, een lijst van de namen der onderdelen in het Javaans, Balinees, etc. zo mogelijk met verwijzing naar de informant die de naam verschafte, de regio en een link naar een afbeelding. Indien mogelijk ook jaar van vervaardiging, datum of andere teksten op de pop en jaar van aanschaf. Deze gegevens verwijzen naar een mogelijke ouderdom van de pop.
Verder een genealogie (vader, moeder, broers, zussen, vorst van welk rijk in India of Java of Bali), verwijzing naar cyclus: Ramayana, Mahabharata, Malat/Panji verhalen, Jayaprana, Menak/Amir Hamzah, Tantri, etc.
Voorts een verwijzing tot welke ‘partij’ de figuur hoort: de ‘linker’, of ‘rechter’, de ‘slechte’ of de ‘goede’ partij.

Praktijk Voor de wayangcollectioneurs is het van belang te weten hoe de naam van zijn pop luidt, hoe die correct gespeld moet worden, wat de spellingsvariaties zijn, en onder welke bijnamen zijn pop bekend is. Verder is het handig zijn genealogie te weten. In Bali worden de figuren van vroeger geacht Oudjavaans (daar Kawi genoemd) te spreken, terwijl de dienaren er zijn om de teksten te vertalen voor de kijkers in het Hoog- en Laagbalinees. Het ligt dan in de verwachting de namen van de bepaalde poppen volgens de spellingregels van het Oudjavaans te schrijven en de namen van andere volgens de hedendaagse spellingregels van het Balinees. In Java is de situatie anders. De poppen van hoge rang spreken geen Oudjavaans, maar Javaans. Daar zou men dus de hedendaagse spellingregels voor het Javaans moeten gebruiken. Er moet nota van genomen worden, dat de auteurs van al die Javaanse boekjes (en enkele door een Javaan geschreven werkjes over Balinese poppen) over het algemeen niet goed op de hoogte zijn van de officiële spellingregels, zodat er veel alternatieve spellingen te vinden zijn. Voor een westerse lezer, die geen Indonesische talen of Sanskrit kent is dat heel verwarrend.
De thesaurus zou in het Nederlands en in het Engels geschreven moeten worden. Men vindt erin de Javaanse, Balinese, etc. termen met een vertaling in het Nederlands/Engels.

Een eigenaar van een pop kan, zijn figuur ter hand nemend en bekijkend, vervolgens hoofd, armen, romp en benen bestuderend – met behulp van de visuele thesaurus – een aantal woorden kiezen, bijvoorbeeld: turban, sharp nose, round eyes, sash over shoulder + Nederlandse vermelding. Die combinatie intikkend in de data base, levert een aantal figuren op. Door die afbeeldingen ervan te vergelijken met de pop, kan de eigenaar bepalen wie deze voorstelt.

Verder onderzoek

iconografie
Nader onderzoek moet gedaan worden naar de ‘stijl’ van de figuren. Waar komt een pop vandaan? In Java: Yogya, Solo, Klaten, Surabaya, Cirebon, elders? Hoe kun je dat herkennen? Dat houdt in dat er op details van ogen, wenkbrauwen, patronen op (batik)kleding op de poppen, gelaatskleur, kleur van kleding, gezicht en huid in het algemeen, manier van beitelen van de gaatjes en nog veel meer gelet moet worden. Verder is er onderscheid in: wayang uit de kraton, wayang uit het dorp, wayang van dalangs en wayang voor toeristen. In Bali: wayang uit paleizen, per provincie
(N. Bali: Oost, Midden, West; Karangasem regio, Klungkung regio, Badung regio, Bangli regio, Tabanan regio, Jembrana regio), wayang van brahmanen, wayang van jaba’s. Al deze varianten zijn te vinden in (Nederlandse) musea.

Om achter die verschillen te komen moet met informanten uit Java en Bali gewerkt worden, liefst met hen die zelf poppen maken en dalang zijn. Zij kennen de details en ook de namen ervan. Er zijn diverse mogelijkheden om samen te werken met informanten: zelf veldwerk doen, informanten uitnodigen naar Nederland om de collecties te bekijken, of samenwerken met Javaanse of Balinese studenten en onderzoekers die in een regio onderzoek gaan doen.

Modernisering, nieuwe vormen van wayang in de Javaanse en Balinese wereld en daarbuiten
Resultaten tot op heden-Ledjar Subroto
Vanaf begin maart zijn dalang-poppenmaker Ledjar Subroto en zijn kleinzoon Ananto Wicaksono uit Yogya in Nederland. Beiden zijn zeer goed op de hoogte van stijlen en stijlverschillen in Midden Java, Cirebon en Oost Java. Zij zijn goede informanten. Wij hebben oude collecties bekeken van het Poppenspelmuseum in Vorchten, van het RMV Leiden, van Nusantara Delft en van Dr. Walter Angst in Ueberlingen, Duitsland. Methode van werken was tot nog toe: poppen laten zien en dan het commentaar filmen. Later werd dit commentaar uitgewerkt. Als er nog onduidelijkheden waren, werden deze mondeling of via sms of e-mail opgehelderd.

Data base collecties
Men kan wachten met het invoeren van data tot het onderzoek naar regionale herkomst afgerond is, maar men kan ook al vast beginnen met het verwerken van goed gedocumenteerde collecties. Pas dan is het relevant om zo veel mogelijk poppen uit andere openbare en particuliere collecties in te voeren in de data base.

Mooie collecties die redelijk gedocumenteerd zijn op regionale herkomst zijn die van Dr. Walter Angst in Ueberlingen (ongeveer achttien duizend stuks uit Java – 120 kisten – en Bali – 12 kisten)), van Hedi Hinzler (Bali, goed gedocumenteerd), van dalangs zelf en van musea in Nederland, waaronder het Poppenspe(e)lmuseum (ongeveer 500 beschreven figuren), België of musea/collecties elders in Europa die beschikken over waardevolle gegevens.

Voer voor onderzoekers
Interessant is ook na te gaan welke poppen populair waren en zijn en waarom: bijvoorbeeld Arjuna, Bhima en Dharmawangsa van de Pandawa’s, Duryodana, Durga en spoken. Afbeeldingen van de ‘poppen’ komen n.l. ook voor op Javaanse tempelreliëfs, met name in Oost-Java, uit grofweg de periode van de 12e tot de 16e eeuw, en in Bali, in een latere periode.
Verwijzingen naar figuren zijn te vinden in de Oudjavaanse teksten (in proza of dichtvorm als kakawin), de Middeljavaanse teksten (proza en dichtvorm, als kidung), en in Modern Javaans of Balinees.

Citaten uit literaire teksten

Muziek

Encyclopedie van namen
Een archeoloog kan interessant onderzoek doen naar de figuren op de reliëfs, ze relateren met de Oudjavaanse teksten (OJ), en bepalen wie nou waarom populair was in het kader van regeringspolitiek of religieuze politiek van toen. Een taalkundige kan uiteindelijk een encyclopedie van namen van personen uit de OJ teksten maken, wie ze waren en in welke teksten ze voorkomen. In het OJ Woordenboek van Zoetmulder van 1982 zijn deze gegevens niet te vinden. Ten dele vind je verwijzingen in Juynboll’s Kawi-Balineesch-Nederlandsch Glossarium op het OJ Ramayana uit 1902, maar dat verwijst alleen naar de meest voorkomende – dus niet naar alle figuren uit het Ramayana. Van der Tuuk’s Kawi-Balineesch-Nederlandsch Woordenboek van 1894, maar gebaseerd op veldwerk tussen 1870 en 1894, biedt nog steeds de meeste en beste oplossingen. De edities van OJ teksten, ook de recente, hebben helaas geen of een incomplete index.
De Indiërs scoren wat dat betreft een stuk beter. Vettam Mani’s Puranic Encyclopaedia, a comprehensive dictionary with special reference to the Epic and Puranic Literature, 1e Engelse editie uit 1975, is een handig naslawerk, maar alleen met betrekking tot Indiase teksten. Het is natuurlijk ook interessant uit te zoeken wat de verschillen zijn tussen de Indiase en de Oud-Javaanse, de Javaanse en Balinese opvattingen.

Audio- en visuele data
Omdat wayangpoppen optreden in een voorstelling met gesproken, gezongen woord en muzikale begeleiding, is het een waardevolle aanvulling om audio en video opnamen van voorstellingen te verzamelen. In Bali is er momenteel erg veel interesse in oude opnamen, omdat veel dalangs al overleden zijn en moderne dalangs vaak geen goed ‘kawi’ meer kennen of de verplichte frases niet meer leren, vooral niet als ze aan een conservatorium studeren. In die oude opnamen kun je die nog horen. Er zijn wel geluidscassettes te koop, maar die betreffen een klein aantal dalangs, die op een bepaald moment populair waren. Ditzelfde geldt voor Java. Ze geven geen overzicht van wat er in hele regio gebeurde. Er zijn nog wel onderzoekers die cassettes of oude filmpjes – gemaakt tijdens hun veldwerk – bezitten. Als die gedigitaliseerd zouden kunnen worden, zou dat voor velen, met name in Bali, een mooie aanwinst zijn. Hedi Hinzler heeft zelf opnamen uit de jaren 70 (een stuk of 80), inclusief een transcriptie van de gesproken teksten (zie de collectie van de UB in Leiden). Victoria M. Clara van Groenendael heeft transliteraties van Javaanse voorstellingen, zie de collectie van het KITLV in Leiden.

Zowel in Java als in Bali zijn audio cassettes uitgegeven van wayangvoorstellingen. Een groot aantal ervan bevindt zich in bezit van mevr. Van Groenendael, Hedi Hinzler en anderen. Er is een plan om deze cassettes te laten digitaliseren en te plaatsen in een bibliotheek.

Toegankelijkheid gegevens
Het verdient aanbeveling om de data bank openbaar te maken door hem bijvoorbeeld te linken aan een instituut dat een server heeft. Iedereen, waar ook ter wereld, die geïnteresseerd is, zou in staat moeten zijn de data te raadplegen en nieuwe gegevens aan een beheerder op te sturen.
Nader overleg met instituten, universiteiten en/of musea is gewenst.

Slotopmerking
Er moet naar de toekomst gekeken worden. Over vijftig jaar is er misschien nauwelijks wayang in Java en misschien ook veel minder dan nu in Bali. Er is grote concurrentie van televisie als het om vermaak gaat. Ceremonies worden tegenwoordig gevierd in receptiezalen van hotels en niet meer op iemands erf of op het dorpsplein. Een wayangvoorstelling past niet meer in zo’n ambiance. Nu weten oude dalangs nog wel ‘hoe het moet’, welke poppen belangrijk zijn, hoe ze eruit moeten zien en hoe de onderdelen van sier en kleding heten.
Zodoende kunnen wij hier in Europa er nog achter komen wat we ‘in huis’ hebben. Het is van belang in het kader van ‘Cultural Heritage’ nu onze gegevens te verwerken en te bewerken voor het te laat is en ze gemakkelijk toegankelijk te maken voor iedereen in Europa, Indonesië of elders.

Bijlagen
Style sheet met onderdelen van poppen (golek en kulit) in woorden en thesaurus met afbeeldingen van onderdelen. Het meest uitgewerkt zijn de leren poppen. Het is raadzaam deze als maat aan te houden (concept is gereed, maar kan uiteraard nog verbeterd worden).
Thesaurus: voorlopig die van leren poppen van Bali, die van Java volgen (de gegevens moeten nog aangevuld en verbeterd worden; dit duurt waarschijnlijk tot eind juli).
Thesaurus met termen, Oudjavaans, Javaans en Balinees (nog niet gereed, volgt, kan voortdurend aangevuld worden).
Lijst van namen van poppen, hun genealogie en de wayangvoorstelling waarin zij voorkomen (is nog niet gereed, kan voortdurend aangevuld worden)

Notitie OvdM: Pilotproject wayang determinatie (concept).
Notitie databankproject: H.I.R. Hinzler, Leiden. Concept II, 14 jan. 2011 , Concept II, 10 mei 2011
POPMUS 14-01-2011

Terug naar “Inhoud”